Om goed te functioneren in de maatschappij is het van belang om onze eigen emoties, gedachten en gedrag te kunnen controleren en reguleren. Zo is het bijvoorbeeld belangrijk om goed om te gaan met teleurstellingen, stil te kunnen zitten en je gedrag aan te passen aan anderen. Dit wordt ook wel zelfregulatie genoemd. Voor jonge kinderen is zelfregulatie nog een grote uitdaging. Baby’s zijn bijvoorbeeld snel van slag bij veranderingen in de omgeving en kleuters kunnen vanuit het niets ineens heel boos of verdrietig zijn. Om weer tot rust te komen hebben zij nog externe regulatie nodig, zoals troostgedrag van ouders. Externe regulatie is erg belangrijk om kinderen manieren aan te leren om hun eigen emoties, gedachtes en gedrag op latere leeftijd zelf te kunnen reguleren. Als dit niet gebeurt kunnen er later problemen ontstaan, zoals agressiviteit en criminaliteit. Met de juiste begeleiding vindt er echter een verschuiving plaats van externe regulatie naar interne zelfregulatie als kinderen ouder worden. Deze verschuiving is cruciaal voor een positieve ontwikkeling en loopt ongeveer gelijk met de ontwikkeling van de hersenen van je kind.
Vroege hersenontwikkeling
Misschien is het je wel eens opgevallen dat je baby van de ene op de andere dag ineens tot veel meer in staat is, zoals kruipen of staan. Dit komt onder andere omdat de hersengebieden van je baby continu in ontwikkeling zijn, met de grootste veranderingen in de eerste levensjaren. Zo worden er tijdens het eerste levensjaar ontzettend veel verbindingen aangemaakt tussen de verschillende hersengebieden, met soms zelfs duizenden verbindingen per seconde. Deze verbindingen maken meer complexe vaardigheden (zoals zelfregulatie) mogelijk, omdat de verschillende hersengebieden door deze verbindingen beter informatie met elkaar kunnen uitwisselen. Uiteindelijk zijn er alleen veel meer verbindingen tussen de hersengebieden aanwezig dan eigenlijk nodig zijn. Een deel hiervan blijft bestaan, terwijl de rest van de verbindingen weer wordt vernietigd.
Om te bepalen welke verbindingen blijven bestaan en welke vernietigd worden, maakt het brein van je baby gebruik van informatie vanuit de omgeving. Het brein wil namelijk alleen de nuttige verbindingen laten bestaan, zodat de communicatie tussen de verschillende hersengebieden zo effectief mogelijk kan verlopen. De hersenverbindingen waar je baby het meeste gebruik van maakt worden door het brein gezien als nuttige verbindingen. Deze verbindingen blijven daardoor bestaan of worden zelfs nog sterker gemaakt. De hersenverbindingen waar weinig gebruik van wordt gemaakt worden vernietigd, omdat deze als overbodig worden gezien. Op deze manier worden de nuttige verbindingen in het brein van je baby steeds sterker en efficiënter, aangepast aan de omgeving waarin je baby zich bevindt.
Tijdens het eerste levensjaar van je baby bestaat het brein dus uit een enorme dichte wirwar van hersenverbindingen, met veel meer verbindingen als in het brein van jouzelf. Dit komt omdat het brein van je baby nog niet weet welke ervaringen belangrijk zullen zijn. Met al deze verbindingen kan het brein van je baby nog alle kanten op, wat het erg flexibel maakt. Tegelijkertijd zorgt dit ervoor dat het brein van je baby ook erg ‘gevoelig’ is. Slechte herhalende ervaringen in de eerste levensjaren zorgen er bijvoorbeeld voor dat misschien wel de verkeerde hersenverbindingen blijven bestaan. Dit maakt de ervaringen tijdens de eerste levensjaren ontzettend belangrijk. Opvoeders zijn de eerste en meest intensieve ervaring van jonge kinderen. Het gedrag van jou als ouder is daarom een cruciaal onderdeel in de hersenontwikkeling van je baby, wat weer terug te zien is in de ontwikkeling van het gedrag op latere leeftijd
Belangrijke aspecten van opvoeding
Om te leren om emoties, gedachtes en gedrag zelf te reguleren en hiervoor de juiste verbindingen in de hersenen te versterken en efficiënt te maken, is het voor kinderen belangrijk om de omgeving te gaan ontdekken. Voor jonge baby’s bestaat dit bijvoorbeeld uit het kijken naar de omgeving en het voelen van objecten en structuren. Naarmate kinderen ouder worden kunnen ze steeds meer zelfstandig gaan ontdekken. Vaardigheden zoals kruipen en staan spelen hier onder andere een rol in. Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat bepaalde aspecten van opvoeding erg belangrijk zijn om ervoor te zorgen dat jonge kinderen de omgeving zelf gaan ontdekken. Zo worden bijvoorbeeld emotionele ondersteuning en ouderlijke stimulatie aangewezen als belangrijke factoren.
Emotionele ondersteuning wordt omschreven als het aanpassen van je eigen gedrag aan de behoeftes en de leeftijd van je kind. Dit betekent bijvoorbeeld dat je warmte laat zien en op de juiste manier reageert op de signalen die je kind afgeeft. Ouderlijke stimulatie betekent dat je als ouder een leerzame omgeving aanbiedt en je kind de kans geeft om verschillende materialen en omgevingen te gaan verkennen. Een balans tussen deze twee aspecten van opvoeding is erg belangrijk. Aan de ene kant moeten kinderen het gevoel hebben dat ze tijdens het ontdekken van de omgeving terug kunnen vallen op emotionele ondersteuning van jou als ouder. Aan de andere kant moeten kinderen ook leren om zelf de omgeving te gaan ontdekken, zonder teveel ondersteuning van jou als ouder, zodat de nodige hersenverbindingen geactiveerd worden en blijven bestaan.
Door kinderen in de eerste levensjaren op de juiste manier emotioneel te ondersteunen, maar tegelijkertijd ook te stimuleren om zelf de omgeving te gaan ontdekken, kan er een verschuiving plaats vinden van externe regulatie naar interne zelfregulatie. Door een stimulerende leeromgeving aan te bieden krijgt je baby de juiste ervaringen die ervoor zorgen dat belangrijke hersenverbindingen blijven bestaan en zelfs sterker en efficiënter worden. De ontwikkeling van deze hersenverbindingen zorgt ervoor dat kinderen steeds meer zelf hun emoties, gedachtes en gedrag kunnen reguleren, zonder dat jij als ouder telkens moet inspringen. Dit heeft dus positieve gevolgen voor zowel je baby als voor jou als ouder!
Het YOUth onderzoek
Bij het YOUth onderzoek in Utrecht wordt onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van jonge kinderen. Met deze kennis leren wij als onderzoekers meer over hoe de hersenen en het gedrag van opgroeiende kinderen zich ontwikkelen. De uitkomsten kunnen in de toekomst gebruikt worden, bijvoorbeeld om zorg en onderwijs te verbeteren, of om te voorkomen dat jongeren in moeilijkheden raken. Lijkt het je leuk om bij te dragen aan wetenschappelijke kennis, ben je minder dan 19 weken zwanger en woon je in de provincie Utrecht? Vraag dan vrijblijvend ons informatiepakket aan via: https://youthonderzoek.nl/meedoen/
Marissa Hofstee MSc
Sociale Wetenschappen
Educatie en Pedagogiek
Universiteit Utrecht
Profiel
Marissa Hofstee behaalde haar bachelor in Pedagogische Wetenschappen (minor Behavioral Neuroscience) aan de Rijksuniversiteit Groningen en haar master in ‘Applied Neuroscience in Human Development’ aan de Universiteit Leiden. Ze heeft gewerkt als pedagogisch medewerker in de kinderopvang en als junior onderzoeker bij het project ‘Gelijke kansen voor een diverse jeugd’ in Amsterdam. Momenteel is ze promovendus bij de afdeling Orthopedagogiek: Psychosociale Problemen van de Universiteit Utrecht.
Project
Marissa is betrokken bij de YOUth-cohort studie, een grootschalige en longitudinale studie die kinderen volgt in hun ontwikkeling vanaf de zwangerschap tot de adolescentie. Deze studie met herhaalde metingen van hersen- en gedragsontwikkeling bestaat uit twee onafhankelijke steekproeven uit de bevolking. Het YOUth-cohort maakt deel uit van het NWO Gravitation Consortium on Individual Development (CID), het UMC Utrecht Brain Centre en het strategische thema ‘Dynamics of Youth’ van de Universiteit Utrecht. Binnen deze studie onderzoekt Marissa de vroege ontwikkeling van zelfregulatie bij baby’s en peuters in relatie tot omgevingsfactoren en hersenontwikkeling. Haar specifieke aandachtsgebieden zijn kenmerken van ouders, zoals de opvoeding, en activiteit in het frontale deel van de hersenen van kinderen.